Fineergebruik tijdens de Barok
De dynamische Barok staat voor; contrast, schilderachtige effecten en beweeglijkheid. Dit leent zich uitstekend voor het gebruik van fineer. Dankzij koloniën en betere zaagtechnieken, krijgt men grip op materiaal, werkwijze en deze nieuwe discipline. Al in de vroege barok begint men met het creëren van contrast door het aanbrengen van kleine ebbenhouten plakken fineer op bv. een eiken toogkast. Rond 1700 is men volop bezig met het fineren van meubilair. Veel welgestelden haalden nieuwe typen meubilair in huis; een porseleinkast of een kruisvoetkabinet. Deze hadden niet alleen een bergfunctie, maar waren pronkmeubelstukken.
Wortelnotenfineer
Het gangbare eikenhout kreeg een nieuwe functie van blindhout. Dit werd veelal belijmd met wortelnotenfineer wat zeer geliefd was in de barok. Veel kabinetten en porseleinkasten zijn hiermee verrijkt. De stronk werd in dunne plakken van 2 à 3 mm gezaagd en gebundeld tot een ‘boek’. Elke ‘pagina’ heeft een vrijwel identieke tekening (met een klein groeiverloop), waar uitvoerig mee gespeeld kan worden. Dit geldt overigens voor alle tot fineer gezaagde delen hout.
Oesterfineer
Een kruisvoetkabinet had een berg- en een uitstalfunctie. Bij deze kabinetten werd zowel het exterieur als het interieur gefineerd. Het exterieur kan zijn belijmd met oesterfineer. Dit zijn ronde of ovale plakjes fineer die uit een dwarsdoorsnede van dunne takken zijn gehaald (Frans; saucission gesneden, als een worstje ;-)). Het hout wat hier voor wordt gebruikt is vaak olijfhout. Dit hout is ongeschikt om als massief hout te verwerken, maar beschikt over een fantastische tekening. De binnenzijde van de deuren had meestal een sterpatroon. Bedoeld voor een nog steeds fraai aanblik bij openstellen en bewonderen van de kostbaarheden die zich in de kast bevonden.
Marqueterie en Parqueterie
Het kan natuurlijk nog uitbundiger! Alle houtsoorten hebben verschillende kleuren en tekeningen. De ultieme uitdaging was dan ook om hier een geometrische (parqueterie) of figuratieve (marqueterie) voorstelling van te creëren. De figuratieve voorstellingen zijn bijvoorbeeld geïnspireerd op bloemen of vogels. Het zijn werkelijk schilderijtjes om naar te kijken. Zo indrukwekkend hoe minuscuul en precies dit werd gemaakt. De betere meubelmakers/marqueteurs/parqueteurs verkrijgen hierdoor behoorlijk wat aanzien en gaan niet meer anoniem door het leven. De ambachtsman krijgt een kunstenaarsaanzien. Een bekende marqueteur is Jan van Mekeren. Rond 1900 kreeg de marqueterie weer een herwaardering. Veel ‘doorsnee’ meubels werden opgeleukt door er (bloemen)patronen op aan te brengen. Deze ogen een stuk statischer dan het vroege marqueteriewerk en is voor de kenner duidelijk te onderscheiden.